Nieuws 21 februari 2022

Keren kleinere porties het tij?

Hoe zit het eigenlijk met portiegrootte en wat is het belang van portiegrootte voor onze energie-inname? Kleinere porties voor producten die een grote bijdrage hebben in de dagelijkse energie-inname zouden - als onderdeel van een uitgebreid pakket aan maatregelen - de groeiende trend in het aantal mensen met overwicht kunnen stabiliseren en/ of omkeren. Schuttelaar & Partners is actief op het thema Voeding & Gezondheid en heeft daarom WUR-student Voeding & Gezondheid Annika Nieuwenhuis, data laten verzamelen die de huidige Nederlandse situatie rondom portiegroottes schetst.

Waarom portiegroottes?

Aanleiding voor het stageonderzoek is de huidige voortgang van het Nationaal Preventieakkoord. De daarin gemaakte afspraken blijken namelijk niet voldoende om de ambities voor overgewicht in 2040 te halen. Zo luidde de conclusie van de op 30 juni 2021 gepubliceerde Voortgangsrapportage van het RIVM. Naast het behalen van de doelstellingen raadde het RIVM aanvullende maatregelen aan.

Het verkleinen van de portiegrootte werd voor het eerst aangeduid in het Akkoord Verbetering Productsamenstelling van 2014, om het voor consumenten makkelijker te maken minder energie te consumeren. De gemaakte afspraken zijn meegenomen in het Nationaal Preventieakkoord van 2018. Deze afspraken zijn in eerste instantie alleen gericht op merkproducten uit het koek-, snoep- en chocoladeschap, vertegenwoordigd door branchevereniging VBZ. Voor een aantal van deze producten is herformulering namelijk niet of beperkt mogelijk. Concreet betekent dit bij koek- en banket dat de afspraak geldt voor slechts 25% van het supermarktaanbod. De overige 75% wordt namelijk geproduceerd door en/ of voor private label. Los dus nog van het feit dat er ook kansen liggen voor andere relatief energiedichte productcategorieën.

Op het moment van publiceren zal het niet meer lang duren voordat er een Kamerbrief vanuit Staatsecretaris Maarten van Ooijen wordt verstuurd, met daarin een update rondom o.a. de Nationale Aanpak Productverbetering (met daarin maximale waarden voor o.a. suiker, zout (verzadigd) vet) en vervolgstappen rondom portionering.

Het hoe en wat van de dataverzameling

In de periode van september tot oktober 2021 is via de website van Albert Heijn data verzameld van groottes en aantal calorieën per portie. Daarbij werden de categorieën zoetwaren, hartige droge snacks en zuivel geselecteerd, vanwege de volgens de Voedselconsumptiepeiling relatief grote bijdrage aan de dagelijkse energie-inname. In totaal is informatie van 689 zoetwarenproducten, 179 hartige snacks en 140 zuivelproducten meegenomen. De snack- en zuivelproducten die zijn geanalyseerd vallen buiten de Schijf van Vijf. Voor portiegroottes zijn verschillende richtlijnen te vinden, onder andere die van het Voedingscentrum. De levensmiddelenindustrie gebruikt haar eigen richtlijnen: de zoetwarenbranche gebruikt de richtlijnen van VBZ en producenten van hartige snacks en de zuivel die van de FNLI. Om hier meer inzicht in te krijgen werd de data vergeleken met de huidige richtlijnen van het Voedingscentrum, VBZ en de FNLI. Tot slot, is er via interviews met bedrijven uit de desbetreffende productcategorieën gepeild in hoeverre het verkleinen van porties wordt ondersteund en onderschreven.

Hoe groot zijn de porties?

Figuur 1: Aantal calorieën per portie in het koek-, snoep-, chocolade- en tussendoortjesschap met de richtlijnen voor portiegrootte van VBZ en het Voedingscentrum.

 

Figuur 1 laat zien dat het aantal calorieën per portie voor zoetwaren sterk varieert binnen de verschillende productgroepen, behalve bij suikerwerk. Opvallend is dat het aantal calorieën per portie ruim boven de richtlijn van het Voedingscentrum ligt, maar bijna alle producten voldoen aan de richtlijn van VBZ. Hierdoor kunnen vraagtekens worden gezet bij de haalbaarheid van de aanbevelingen van het Voedingscentrum en de ambitie voor de richtlijnen van VBZ. Het aantal calorieën per portie voor de producten kan in ieder geval worden verminderd.

 

Figuur 2: Aantal calorieën per portie voor hartige droge snacks met de richtlijnen voor portiegrootte van het Voedingscentrum.

 

Het aantal calorieën per portie voor de hartige droge snacks is weergegeven in figuur 2. Hieruit is te zien dat dit ver boven de richtlijnen van het Voedingscentrum ligt. Dit is te verklaren door het verschil in de aanbeveling voor portiegrootte in gram. Bij het Voedingscentrum is dit omgerekend 10 g en voor bijna alle snackproducenten is dit 30 g. Voor zowel de hartige droge snacks en de zuivelproducten (figuur 3) is de aanbeveling van de FNLI niet weergegeven in de figuur, omdat de richtlijn is gebaseerd op het aantal grammen en niet het aantal calorieën per portie.

 

Figuur 3: Aantal calorieën per portie voor zuiveltoetjes en zuiveldranken met de richtlijnen voor portiegrootte van het Voedingscentrum.

 

Het aantal calorieën per portie is ook erg uiteenlopend voor zuivelproducten. De producten met veel calorieën per portie zijn vaak portieverpakkingen, bijvoorbeeld pudding voor 1 persoon. De producten met minder calorieën per portie zijn gericht op kinderen. Een duidelijk voorbeeld hiervan is de uitschieter bij de vla-specialties, die slechts 50 kcal per portie heeft.

De resultaten voor het aantal calorieën per portie laten niet alleen grote verschillen binnen de productgroepen zien, maar ook het verschil tussen de drie richtlijnen voor dezelfde productcategorieën. Het voedingscentrum en VBZ geven portiegroottes op het maximaal aantal calorieën per portie, in tegenstelling tot FNLI (hier niet weergegeven) die zijn gebaseerd op grammen en milliliters. Dit zorgt voor verwarring bij consumenten en bedrijven, daarom is het van belang om eenduidige richtlijnen voor portiegroottes op te stellen. Hiervoor is het belangrijk om vooraf het doel van de portiegrootte vast te stellen. Bijvoorbeeld dat voor het vermelden van de hoeveelheid calorieën per portie moet worden uitgegaan van de reële portie. Of bij het communiceren van de aanbevolen hoeveelheid moet worden uitgegaan van de richtlijn van het Voedingscentrum.

Dit vindt de levensmiddelenindustrie ervan

Naast het verzamelen van de data werden medewerkers van verschillende bedrijven geïnterviewd over hun percepties en verwachtingen ten aanzien van het verkleinen van de portiegrootte. In totaal zijn 25 bedrijven benaderd, uiteindelijk zijn 7 bedrijven uit de zoetwarenindustrie en 2 uit de zuivelindustrie geïnterviewd. Uit de interviews kwamen vijf duidelijke thema’s naar voren; kansen, hindernissen, prikkels, rol van de consument en regelgeving. 

 

Figuur 4: Overzicht van veelgenoemde thema's tijdens de interviews met de bedrijven.

 

Er waren duidelijke verschillen in de houding ten opzichte van het verkleinen van de portiegrootte. Enerzijds werd de strategie als effectief gezien voor producten waarbij herformulering lastig is of bij producten die per stuk verpakt zijn. Anderzijds werd de maatregel als ongeschikt beschouwd. De reden hiervoor was dat het aantal calorieën voor het product al erg laag was of de consument zelf bepaalt hoeveel hij consumeert, zoals bij een pak vla en een zak snoep. Er kan worden afgevraagd of een positieve houding van bedrijven wordt veroorzaakt door de huidige, kleine portie van het product. In het geval dat deze maatregel wordt ingevoerd, betekent dit dat zij weinig tot geen aanpassingen hoeven te doen.

De consument blijkt volgens de geïnterviewden ook een belangrijke rol te hebben in dit vraagstuk. De vraag vanuit de consument naar kleinere porties zou voor bedrijven een prikkel zijn om de porties te verkleinen. Helaas blijkt uit ervaring van een aantal bedrijven dat veel van deze producten niet worden gekocht door de consument, waardoor ze uiteindelijk weer verdwijnen. Ook wordt er twijfel uitgesproken over het gedrag van consumenten, die uiteindelijk thuis bepalen hoeveel ze eten. De levensmiddelenindustrie veronderstelt dat het ontbreken van kennis over gezonde voeding en een gebalanceerd eetpatroon ontbreekt en in grote mate bijdraagt aan de problemen van overgewicht. Echter, wetenschappelijke studies laten zien dat voedseleducatie weinig effect heeft als de obesogene voedselomgeving niet verandert. Het belangrijkste aandachtpunt volgens de geïnterviewden was de mate van portieverkleining, een portie moet worden beschouwd als voldoende bij de consument. Anders bestaat het risico dat er meerdere kleinere porties worden geconsumeerd en de uiteindelijke energie-inname hoger is. 

Het verkleinen van portiegroottes klinkt op papier als een goede manier om de calorie-inname te verminderen, al zijn er ook een aantal obstakels. Zo zullen er kosten gepaard gaan met het verkleinen van de portie. Denk aan het aanpassen van de productlijnen en extra verpakkingsmateriaal. Deze kosten zullen zorgen voor een onevenredige prijsstijging en voelen ook consumenten in hun portemonnee. Tot slot, gaven de bedrijven aan dat een kleinere portie geen pluspunt is in de ogen van de consument, hierdoor zou de consument kunnen overstappen naar de concurrent. 

Voor wat betreft regelgeving hadden de geïnterviewden geen eenduidige houding. Over het algemeen zagen de bedrijven niet het nut in van wettelijke maatregelen en konden ze zich meer vinden in zelfregulering. Indien portiegrootte wettelijk geregeld wordt, dan moet dit volgens de geïnterviewden op Europees niveau gebeuren. Veel bedrijven produceren voor meerdere markten, hierdoor is het onmogelijk om alleen voor Nederland de portiegrootte aan te passen.

VBZ, het Voedingscentrum en een expert

Naast de industrie zijn ook het Voedingscentrum, VBZ en een expert op het gebied van portiegroottes geïnterviewd. Alle drie waren optimistisch over het verminderen van de energie-inname door middel van kleinere porties. Wel werden een aantal voorwaarden genoemd om de strategie te laten slagen. Volgens het Voedingscentrum en de expert moet het doel van de portiegrootte vooraf vastgesteld worden en de prijs gelijk blijven. VBZ pleitte ervoor om alle sectoren te betrekken, alleen dan kan vooruitgang worden geboekt.

Portiegroottes, hoe nu verder?

Het onderzoek wijst uit dat het verkleinen van portiegroottes vooral potentie heeft voor per stuk verpakte producten, mits iedereen in de sector meedoet en het doel van de portiegrootte helder is. Dit zou het best kunnen worden bereikt door wettelijke maatregelen, bij voorkeur op Europees niveau. Om te zorgen dat het verkleinen van portiegroottes succesvol is, moet meer onderzoek worden gedaan naar consumentengedrag en het prijseffect. Gezien de algemene toename in portiegroottes de afgelopen jaren, zou het gunstig zijn om porties al stapsgewijs te verkleinen. 

Mocht u na het lezen van bovenstaande bevindingen verdere vragen hebben, bijvoorbeeld over MVO-strategie en hoe portiegroottes daarin zouden passen, dan praten we daar als Schuttelaar & Partners graag eens over door.